Organisatorisch Platform van de Libertaire Communisten

Algemene Sectie


1. Klassenstrijd, rol en betekenis

Er is niet één mensheid
Er is een mensheid van klassen
Slaven en Meesters

Net zomin als enige voorgaande, bestaat de kapitalistische bourgeoismaatschappij van vandaag niet uit 'één mensheid'. Ze is verdeeld in twee zeer verscheiden kampen, sociaal gedifferentieerd door hun situaties en functies, het proletariaat (in de brede zin van het woord), en de bourgeoisie.

Het grootste deel van het proletariaat moet, en dat is al eeuwen zo, de last dragen van het fysieke, pijnlijke werk waarvan de vruchten echter niet door hen geplukt worden, maar door een andere, geprivilegieerde klasse die de eigendommen bezit, de autoriteit, en de producten van de cultuur (wetenschap, opvoeding, kunst): de bourgeoisie. De sociale verknechting en uitbuiting van de werkende massa's vormen de basis waarop de moderne maatschappij gebouwd is, en zonder dat zou deze maatschappij niet kunnen bestaan.

Dit heeft een klassenstrijd voortgebracht, die op het ene moment een open, gewelddadig karakter heeft, en op andere de schijn van een trage en onmerkbare vooruitgang die de noden, noodzakelijkheden en het concept van gerechtigheid voor de werkers weerspiegelt.

Op het sociale vlak vormt de menselijke geschiedenis een ononderbroken ketting van strijd van de werkende massa's voor hun rechten, hun vrijheid, en een beter leven. In de geschiedenis van de menselijke maatschappij is deze klassenstrijd steeds de primerende factor geweest die de vorm en structuur van deze maatschappijen bepaald heeft.

Het sociale en politieke regime van alle staten is boven alles het product van klassenstrijd. De fundamentele structuur van gelijk welke maatschappij toont ons het stadium waarin de klassenstrijd is gekomen en moet gezocht worden. De kleinste verandering in het verloop van de strijd tussen de klassen, in de relatieve plaats van de krachten in de klassenstrijd, veroorzaakt doorlopende wijzigingen in de bouw en de structuur van de maatschappij.

Dat is de algemene, universele strekking en betekenis van de klassenstrijd in het leven van de klassenmaatschappijen.

2. De noodzaak van een gewelddadige sociale revolutie

Het principe van de verknechting en uitbuiting van de massa's door middel van geweld, vormt de basis van de moderne maatschappij. Alle uitdrukkingen van haar bestaan: de economie, politiek en sociale verhoudingen berusten op klassegeweld, waarvan de dienende organen zijn: autoriteit, de politie, het leger, justitie. Alles in deze maatschappij: elke onderneming apart genomen, evenals het hele staatssysteem, is niets anders dan het bastion van het kapitalisme, vanwaar ze constant een oog op de werkers houden, waar ze steeds de krachten klaar hebben om alle arbeidersbewegingen neer te slaan die de fundamenten of zelfs maar de rust van die maatschappij bedreigen.

Tezelfdertijd houdt het systeem van deze maatschappij de werkende massa's doelbewust in een staat van onwetendheid en mentale stilstand; het verhindert met kracht het stijgen van hun morele en intellectuele niveau, om hen gemakkelijker hun beste krachten te ontnemen.

De vooruitgang van de moderne maatschappij: de technische evolutie van het kapitaal en de perfectionering van het politieke systeem versterkt de macht van de heersende klassen, en maakt de strijd ertegen moeilijker; op die manier wordt ook het beslissende moment van de ontvoogding van de arbeid uitgesteld.

Een analyse van de moderne maatschappij leidt ons tot de conclusie dat de enige manier om de kapitalistische maatschappij om te vormen in een maatschappij van vrije werkers ligt in de weg van een gewelddadige sociale revolutie.

3. Anarchisten en het libertair communisme

De klassenstrijd die is voortgekomen uit de slavernij van de werkers en hun aspiraties naar vrijheid, gaven tijdens deze onderdrukking het leven aan de idee van het anarchisme: de idee van de totale negatie van een sociaal systeem gebaseerd op de principes van klassen en Staat, en de vervanging ervan door een vrije niet-staatse maatschappij van werkers onder zelfbeheer.

Anarchisme is dus niet afgeleid van de abstracte overdenkingen van een intellectueel of filosoof, maar komt voort uit de directe strijd van de werkers tegen het kapitalisme, uit de noden en behoeften van de werkers, uit hun streven naar vrijheid en gelijk(waardig)heid, verlangens die het levendigst worden tijdens de beste heroïsche periode in het leven en de strijd van de werkende massa's.

De vooraanstaande anarchistische denkers, Bakoenin, Kropotkin en anderen, hebben de idee van het anarchisme niet uitgevonden, maar hebben, nadat ze het in de massa's ontdekt hadden, het simpelweg geholpen door de sterkte van hun denken en kennis om het te specifiëren en te verspreiden.

Anarchisme is niet het resultaat van persoonlijke inspanningen noch het object van individueel onderzoek.

Anarchisme is evenmin het product van humanitaire aspiraties. Eén enkele mensheid bestaat niet. Elke poging om van het anarchisme een attribuut van de gehele hedendaagse mensheid te maken, om het toe te schrijven aan een algemeen menselijk karakter zou een historische en sociale leugen zijn die onvermijdelijk zou leiden tot de rechtvaardiging van de status-quo en van nieuwe uitbuiting.

Anarchisme is algemeen humanitair enkel in de zin dat de ideeën van de massa's ertoe neigen het leven van iedereen te verbeteren, en dat het lot van de mensheid van vandaag of morgen onafscheidelijk is van het lot van de uitgebuite arbeid. Als de werkende massa's zegevieren, zal de hele mensheid herboren worden; indien niet zullen geweld, uitbuiting, slavernij en onderdrukking de wereld regeren zoals daarvoor.

De geboorte, de bloei, en de verwezenlijking van de anarchistische ideeën hebben hun wortels in het leven en de strijd van de werkende massa's en zijn onafscheidelijk verbonden aan hun lot.

Anarchisme wil de huidige kapitalistische bourgeoismaatschappij omvormen in een maatschappij die de werkers verzekert van het product van hun arbeid, hun vrijheid, onafhankelijkheid, en sociale en politieke gelijk(waardig)heid. Deze andere maatschappij zal het libertair communisme zijn, waarin sociale solidariteit en vrije individualiteit hun volste uitdrukking zullen vinden, en waarin deze twee ideeën zich in perfecte harmonie zullen ontwikkelen.

Het libertair communisme gelooft dat arbeid, fysiek of intellectueel, de enige schepper is van sociale waarde, en daaruit volgt dat alleen arbeid het recht heeft om het sociaal en economisch leven te beheren. Het libertair communisme kan daarom in generlei mate het bestaan van niet-werkende klassen verdedigen noch toelaten.

In zoverre deze klassen op hetzelfde moment bestaan als het libertair communisme, zal dit laatste geen verplichtingen jegens hen erkennen. Dit zal ophouden als de niet-werkende klassen beslissen om productief te worden en in een communistische samenleving willen leven onder dezelfde omstandigheden als iedereen anders, d.w.z. als vrije leden van de maatschappij, met dezelfde rechten en plichten als alle andere productieve leden.

Het libertair communisme wil een eind maken aan alle uitbuiting en geweld, hetzij tegen individuen of tegen de massa's van het volk. Hiertoe zal het een economische en sociale basis leggen die alle secties van de gemeenschap zal verenigen, met elk individu verzekerd van een gelijk(waardig)e plaats tussen de rest, en die aan iedereen maximaal welzijn biedt. De basis is het gemeenschappelijk bezit van de productiemiddelen en &endash;instrumenten (industrie, transport, land, ruwe grondstoffen, enzÉ) en de opbouw van economische organisaties volgens het principe van gelijk(waardig)heid en zelfbeheer van de werkende klassen.

Binnen de beperkingen van deze zelfbeheerde maatschappij van werkers vestigt het libertair communisme het principe van de gelijk(waardig)heid van de waarde en de rechten van elk individu (niet individualiteit "in het algemeen", noch de "mystieke individualiteit", noch het concept van de individualiteit, maar elk reëel, levend individu).

4. De negatie van de democratie. Democratie is één van de vormen van de kapitalistische bourgeoismaatschappij.

De basis van de democratie is het behoud van de twee antagonistische klassen van de moderne maatschappij: de werkende klasse en de kapitalistische klasse en hun collaboratie op basis van kapitalistisch privé-bezit. De uitdrukking van deze collaboratie is het parlement en de nationale representatieve regering.

Formeel proclameert de democratie de vrijheid van uitdrukking, van pers, van vereniging, en de gelijkheid van iedereen voor de wet.

In werkelijkheid zijn al deze vrijheden van zeer relatieve aard: ze worden getolereerd zolang ze niet ingaan tegen de belangen van de dominante klasse, d.i. de bourgeoisie. De democratie laat het principe van kapitalistisch privé-bezit intact. Zo geeft de democratie de bourgeoisie het recht om de ganse economie van het land te controleren, de ganse pers, onderwijs, wetenschap, kunst - dit maakt van de bourgeoisie feitelijk de absolute meester van het gehele land. Met een monopolie op het gebied van het economisch leven kan de bourgeoisie haar onbeperkte macht ook vestigen in de politieke sfeer. Zodoende zijn parlement en representatieve regering in de democratieën niet meer dan de uitvoerende organen van de bourgeoisie.

Als gevolg is de democratie slechts één van de aspecten van de bourgeoisdictatuur, versluierd achter misleidende frases over politieke vrijheden en fictieve democratische garanties.

5. De negatie van staat en autoriteit

De ideologie van de bourgeoisie definieert de Staat als het orgaan dat de complexe politieke, civiele en sociale relaties tussen de mensen in de moderne maatschappij reguleert, en de orde en de wetten van die laatste beschermt. Anarchisten zijn perfect akkoord met deze definitie, maar ze vullen die aan met de bevestiging dat de basis van deze orde en deze wetten de slavernij is van de grote meerderheid van het volk door een onbeduidende minderheid, en dat dit precies het doel is van de Staat.

De Staat is tezelfdertijd het georganiseerde geweld van de bourgeoisie tegen de werkers en het systeem van haar uitvoerende organen.

De linkse socialisten, en in het bijzonder de bolsjewieken, beschouwen de bourgeoisstaat en de autoriteit ook als dienaars van het kapitaal. Maar zij beweren dat Autoriteit en Staat in de handen van socialistische partijen, krachtige wapens kunnen worden in de strijd voor de ontvoogding van het proletariaat. Om deze reden zijn die partijen voor een socialistische Autoriteit en een proletarische Staat. Sommige willen de macht nemen op vreedzame parlementaire wijze (de sociaal-democraten), anderen met revolutionaire middelen (de bolsjewieken, de linkse sociaal-revolutionairen).

Het anarchisme beschouwt deze twee wegen als fundamenteel verkeerd, rampzalig in het werk voor de ontvoogding van de arbeid.

Autoriteit is altijd afhankelijk van de uitbuiting en slavernij van de massa van het volk. Ze ontstaat uit deze uitbuiting, of wordt gecreëerd in het belang van deze uitbuiting. Autoriteit zonder geweld en zonder uitbuiting verliest alle reden van bestaan.

De Staat en de Autoriteit ontnemen de massa's elk initiatief, doden de geest van de creatie en de vrije activiteit, cultiveren in hen de serviele psychologie van de onderwerping, van verwachting, van de hoop op het beklimmen van de sociale ladder, van blind vertrouwen in hun leiders, van de illusie te delen in de autoriteit.

Zodoende is de emancipatie van de arbeid alleen mogelijk in de directe revolutionaire strijd van de brede werkende massa's en hun klassenorganisaties tegen het kapitalistisch systeem.

De verovering van de macht door de sociaal-democratische partijen door vreedzame middelen zal binnen de toestand van de huidige orde de taak van de ontvoogding van de arbeid geen stap dichter brengen, om de simpele reden dat de echte macht, dus de echte autoriteit, bij de bourgeoisie zal blijven die de economie en de politiek van het land controleert. In dit geval wordt de rol van de socialistische autoriteit gereduceerd tot hervormingen: tot de verbetering van hetzelfde regime. (Voorbeelden: de sociaal-democratische partijen van Duitsland, Zweden, België, die aan de macht zijn gekomen in een kapitalistische maatschappij.)

Het grijpen van de macht door middel van een sociale opstand en de organisatie van een zogenaamde "proletarische staat" kan de zaak van de authentieke ontvoogding van de arbeid niet dienen. De Staat die onmiddellijk wordt opgericht zogezegd voor de verdediging van de revolutie, wordt uiteindelijk onveranderlijk verstoord door noden en karakteristieken eigen aan zichzelf; de staat wordt zelf het doel en brengt specifieke, bevoorrechte klassen voort en legt zodoende opnieuw de basis voor een kapitalistische Autoriteit en Staat; de gebruikelijke verknechting en uitbuiting van de massa's met geweld. (Voorbeeld: "de arbeiders-boeren-Staat" van de bolsjewieken.)

6. De rol van de massa's en de rol van de anarchisten in de sociale strijd en de sociale revolutie

De voornaamste krachten van de sociale revolutie zijn de stedelijke arbeidersklasse, de boerenmassa's en een deel van de werkende intelligentsia.

Noot: terwijl ze een uitgebuite en onderdrukte klasse is op dezelfde manier als het stedelijke en rurale proletariaat, is de werkende intelligentsia vergeleken met hen relatief verdeeld door de economische privileges die de bourgeoisie biedt aan bepaalde elementen ervan. Daarom zullen in de eerste dagen van de sociale revolutie alleen de minder bevoordeelde lagen van de intelligentsia actief deelnemen.

De anarchistische opvatting van de rol van de massa's in de sociale revolutie en de constructie van het socialisme verschilt op een typische manier van die van de staatse partijen. Terwijl het bolsjewisme en verwante tendensen beweren dat de massa's enkel destructieve revolutionaire instincten bezitten, niet bekwaam tot creatieve en constructieve activiteit &endash;de voornaamste reden waarom deze laatste activiteit moet geconcentreerd worden in de handen van de mannen die de regering van de centrale Staat vormen en het Centraal Comité van de partij- denken de anarchisten integendeel dat de werkende massa's inherente creatieve en opbouwende mogelijkheden hebben die enorm zijn, en anarchisten streven naar het wegwerken van de obstakels die de manifestatie van deze mogelijkheden tegenhouden.

Anarchisten beschouwen de Staat als het voornaamste obstakel, omdat de Staat zich de rechten van de massa's aanmatigt en hen alle functies van het economische en sociale leven ontneemt. De Staat moet verdwijnen, niet "op een dag" in de toekomstige maatschappij, maar onmiddellijk. Hij moet vernietigd worden door de werkers op de eerste dag van hun overwinning, en mag onder geen enkele vermomming dan ook opnieuw worden opgericht. Hij zal vervangen worden door een federalistisch systeem van arbeidersorganisaties voor productie en consumptie, verenigd op een federatieve manier en in zelfbeheer. Dit systeem sluit net zo goed autoritaire organisaties als de dictatuur van een partij uit, van welke kant dan ook.

De Russische revolutie van 1917 toont juist deze oriëntatie van het proces van sociale emancipatie in de creatie van een systeem van arbeiders- en boerensovjets (nvdv: "sovjet" betekent letterlijk "raad" en mag niet verward worden met de "sovjets" in de USSR) en fabriekscomités. Haar trieste vergissing was het niet liquideren, op een opportuun moment, van de organisatie van de staatsmacht: eerst de voorlopige regering, en daarna de macht van de bolsjewieken. De bolsjewieken, die profiteerden van het vertrouwen van de werkers en boeren, reorganiseerden de bourgeoisstaat volgens de omstandigheden van het moment en doodden zo de creatieve activiteit van de massa's door de staat te ondersteunen en in stand te houden: het vrije regime van sovjets en fabriekscomités, dat de eerste stap vertegenwoordigde op weg naar de opbouw van een niet-staatse socialistische maatschappij, werd verstikt.

De activiteit van de anarchisten kan onderverdeeld worden in twee periodes, vóór de revolutie, en gedurende de revolutie. Tijdens allebei kunnen de anarchisten hun rol van georganiseerde kracht alleen vervullen als ze een duidelijk concept hebben van de objectieven van hun strijd en de wegen die leiden naar de verwezenlijking van deze objectieven.

De fundamentele taak van de Algemene Unie van Anarchisten in de prerevolutionaire periode moet de voorbereiding zijn van de werkers en boeren voor de sociale revolutie.

Door de formele (bourgeois) democratie, autoriteit en Staat te ontkennen, door de complete ontvoogding van de arbeid uit te roepen, benadrukt het anarchisme ten volle de onweerlegbare principes van de klassenstrijd. Het alarmeert en ontwikkelt in de massa's klassebewustzijn en de revolutionaire onverzettelijkheid van de klasse.

Het is precies op de onverzettelijkheid, naar het anti-democratisme, naar het anti-statisme van de ideeën van het anarcho-communisme dat de libertaire opvoeding van de massa's moet gericht worden. Maar educatie alleen is niet genoeg. Er is ook een zekere anarchistische massa-organisatie nodig. Om dit te realiseren is het nodig in twee richtingen te werken: aan de ene kant naar de selectie en groepering van revolutionaire arbeiders- en boerenkrachten op een libertair communistische basis (een specifieke libertair communistische organisatie); aan de andere kant het hergroeperen van revolutionaire werkers en boeren op een economische basis van productie en consumptie (revolutionaire werkers en boeren georganiseerd rond productie: vrije arbeiders- en boerencoöperatieven). De arbeiders- en boerenklasse, die georganiseerd is op basis van productie en consumptie en doordrongen van revolutionaire anarchistische standpunten, zal het eerste bastion zijn van de sociale revolutie.

Hoe meer deze organisaties vanaf heden bewust zijn en georganiseerd op een anarchistische manier, hoe meer zij een onverzettelijke en creatieve wil zullen tonen op het moment van de revolutie.

Wat betreft de werkende klasse in Rusland: het is duidelijk na acht jaar bolsjewistische dictatuur die de natuurlijke nood aan vrije activiteit van de massa's vastketent, dat de werkelijke aard van elke macht beter dan ooit wordt gedemonstreerd; deze klasse draagt enorme mogelijkheden in zich voor de vorming van een anarchistische massabeweging. Georganiseerde anarchistische militanten zouden onmiddellijk met alle krachten die tot hun beschikking staan deze noden en mogelijkheden tegemoet moeten treden, opdat deze niet ontaarden in reformisme (mensjewisme).

Met dezelfde dringendheid zouden anarchisten zich moeten richten op de organisatie van de arme boeren, die verpletterd worden door de staatsmacht, die een uitweg zoeken en een enorm revolutionair potentieel in zich dragen.

De rol van de anarchisten in de revolutionaire periode kan niet beperkt blijven tot enkel het propageren van de kernpunten van de libertaire ideeën. Het leven is niet alleen de arena voor het propageren van deze of gene opvatting, maar evengoed de arena van strijd, strategie, en de aspiraties van deze opvattingen in het beheer van het economisch en sociaal leven.

Meer dan elk ander concept moet het anarchisme het leidende concept van de revolutie worden, want het is alleen op de theoretische basis van het anarchisme dat de sociale revolutie kan slagen in de complete ontvoogding van de arbeid.

De leidende positie van anarchistische ideeën in de revolutie suggereert een oriëntatie van de gebeurtenissen volgens de anarchistische theorie. Deze theoretische drijfkracht mag echter niet verward worden met het politieke leiderschap van de staatse partijen die uiteindelijk tot Staatsmacht leiden.

Het anarchisme streeft noch naar politieke macht noch naar dictatuur. Haar voornaamste betrachting is het helpen van de massa's om de authentieke weg naar de sociale revolutie en de opbouw van het socialisme te nemen. Maar het is niet voldoende dat de massa's de weg nemen van de sociale revolutie. Het is ook noodzakelijk om deze oriëntatie van de revolutie en haar doelen vast te houden: de afschaffing van de kapitalistische maatschappij in naam van die van de vrije werkers. Zoals de ervaring van de Russische revolutie in 1917 ons heeft getoond is deze laatste taak verre van gemakkelijk, vooral omwille van de talrijke partijen die de beweging proberen te oriënteren in een richting tegengesteld aan de sociale revolutie.

Hoewel de massa's in sociale beweging zich door en door uitdrukken in anarchistische tendensen en grondstellingen, toch blijven deze tendensen en grondstellingen verspreid, ongecoördineerd, en bijgevolg leiden ze niet tot de organisatie van de drijvende kracht van de libertaire ideeën die nodig is om de anarchistische oriëntatie en doelen van de sociale revolutie te bewaren. Deze theoretische drijvende kracht kan alleen uitgedrukt worden door een collectief dat door de massa's speciaal gecreëerd is voor dit doel. De georganiseerde anarchistische elementen maken precies dit collectief uit.

De theoretische en praktische plichten van dit collectief zijn aanzienlijk op het moment van de revolutie.

Het moet haar initiatief manifesteren en totale deelname tonen in alle domeinen van de sociale revolutie: in de oriëntatie en het algemene karakter van de revolutie; in de positieve taken van de revolutie, in nieuwe productie, consumptie, de landbouwkwestie, enzÉ

In al deze kwesties, en in vele andere, eisen de massa's een klaar en duidelijk antwoord van de anarchisten. En van zodra de anarchisten een ontwerp van de revolutie en de structuur van de maatschappij te kennen geven, zijn ze verplicht om op al deze vragen een duidelijk antwoord te geven, om de oplossing van deze problemen in verband te brengen met het algemene concept van het libertair communisme, en om al hun krachten aan te wenden voor de realisatie ervan.

Alleen op deze manier verzekeren de Algemene Unie van Anarchisten en de anarchistische beweging compleet hun functie als een theoretische drijvende kracht in de sociale revolutie.

7. De overgangsperiode

Onder de uitdrukking 'overgangsperiode' verstaan de socialistische partijen een duidelijk omschreven fase in het leven van een volk met als belangrijkste kenmerken: een breuk met de oude orde van de dingen en de installering van een nieuw economisch en sociaal systeem &endash; een systeem echter dat nog niet de complete emancipatie van de arbeiders vertegenwoordigt. In deze zin zijn alle minimumprogramma's (een minimumprogramma is er een dat niet als doel heeft de complete transformatie van het kapitalisme, maar wel de oplossing van bepaalde van de onmiddellijke problemen van de werkende klasse onder het kapitalisme) van de socialistische politieke partijen, bijvoorbeeld het democratische programma van de socialistische opportunisten of het programma van de communisten voor de 'dictatuur van het proletariaat', programma's van de overgangsperiode.

Het belangrijkste kenmerk van al deze programma's is dat ze het als onmogelijk beschouwen op dat moment, om de volledige realisatie van de idealen van de arbeiders door te voeren: hun onafhankelijkheid, hun vrijheid en gelijk(waardig)heid &endash; en bijgevolg bewaren ze een hele reeks instituties van het kapitalistische systeem: het principe van de staatsdwang, privébezit van de productiemiddelen en &endash;instrumenten, de bureaucratie, en verscheidene andere, al naargelang de doelen van hun specifieke partijprogramma.

Principieel zijn de anarchisten altijd de vijanden geweest van zulke programma's, vanuit de overweging dat de constructie van overgangssystemen die de principes van uitbuiting en dwang bewaren onvermijdelijk leiden tot een nieuwe groei van de slavernij.

In plaats van politieke minimumprogramma's in te stellen, hebben anarchisten altijd het idee verdedigd van een onmiddellijke sociale revolutie, die de kapitalistische klasse haar economische en sociale privileges ontneemt, en de productiemiddelen en &endash;instrumenten en alle functies van het economische en sociale leven in handen van de werkers legt.

Tot op heden zijn het de anarchisten geweest die deze positie bewaard hebben.

Het idee van de overgangsperiode, volgens hetwelk de sociale revolutie niet zou moeten leiden tot een communistische maatschappij, maar tot een systeem X dat elementen behoudt van het oude systeem, is in wezen antisociaal. Het dreigt te resulteren in de versterking en ontwikkeling van deze elementen tot hun vroegere dimensies, en de gebeurtenissen terug te draaien.

Een flagrant voorbeeld hiervan is het regime van de 'dictatuur van het proletariaat' ingesteld door de bolsjewieken in Rusland.

Volgens hen zou het regime slechts een overgangsstap mogen zijn in de richting van het totale communisme. In werkelijkheid heeft deze stap geresulteerd in de restauratie van de klassenmaatschappij, aan de bodem waarvan zich, zoals vroeger, de arbeiders en de boeren bevinden.

Het zwaartepunt van de opbouw van een communistische maatschappij ligt niet in de mogelijkheid van het verzekeren van de onbeperkte vrijheid van elk individu om zijn of haar noden vanaf de eerste dag van de revolutie te bevredigen, maar bestaat uit de verovering van de sociale basis van deze maatschappij, en voert de principes van de gelijkwaardige relaties tussen individuen in. Wat betreft de kwestie van de overvloed, meer of minder, die wordt niet gesteld op het niveau van het principe, maar is een technisch probleem.

Het fundamentele principe waarop de nieuwe maatschappij zal gebouwd worden en rusten, en die op geen enkele manier mag beperkt worden, is dat van de gelijkwaardigheid van relaties, van de vrijheid en onafhankelijkheid van de werkers. Dit principe vertegenwoordigt de eerste fundamentele eis van de massa's, waarvoor zij opstaan in sociale revolutie.

Ofwel zal de sociale revolutie eindigen in de nederlaag van de arbeiders, in welk geval we opnieuw moeten starten de strijd voor te bereiden, een nieuw offensief tegen het kapitalistische systeem; of ze zal leiden tot de overwinning van de arbeiders, en in dit geval zullen de arbeiders beginnen met de opbouw van een vrije maatschappij, nadat ze de middelen in handen hebben genomen die hun zelfadministratie toelaten &endash; het land, de productie en sociale functies.

Dit is wat het begin karakteriseert van de opbouw van een communistische maatschappij die, eenmaal begonnen, haar koers van ontwikkeling zonder onderbreking volgt, zichzelf constant versterkend en perfectionerend.

Op deze manier zal de overname door de arbeiders van de productieve en sociale functies een exacte scheidingslijn aangeven tussen de staatse en niet-staatse tijdperken.

Als het de spreekbuis wil worden van de strijdende massa's, het vaandel van een heel tijdperk van sociale revolutie, moet het anarchisme geen sporen van de oude orde in haar programma assimileren, de opportunistische neigingen van overgangssystemen en &endash;periodes, evenmin moet het haar fundamentele principes verbergen, maar integendeel moet het die ontwikkelen en tot het uiterste toepassen.

8. Anarchisme en syndicalisme

Wij beschouwen de neiging om libertair communisme tegenover syndicalisme te stellen en vice versa als kunstmatig, en ontdaan van elke grond of betekenis.

De ideeën van anarchisme en syndicalisme horen thuis op verschillende vlakken. Terwijl communisme, dat wil zeggen een maatschappij van vrije arbeiders, het doel is van de anarchistische strijd, is syndicalisme, dat wil zeggen de beweging van revolutionaire arbeiders binnen hun beroepen, slechts één van de vormen van revolutionaire klassenstrijd. Door arbeiders te verenigen op basis van productie, heeft het revolutionair syndicalisme, net als alle groepen gebaseerd op beroepen, geen vaste theorie, het heeft geen opvatting van de wereld die een antwoord biedt op alle ingewikkelde sociale en politieke kwesties van de hedendaagse werkelijkheid. Het weerspiegelt steeds de ideologieën van de diverse politieke groeperingen, meer bepaald van diegenen die het hardst werken binnen haar rangen.

Onze houding tegenover het revolutionair syndicalisme volgt uit wat er gezegd gaat worden. Zonder te proberen hier op voorhand het vraagstuk van de rol van de revolutionaire syndicaten na de revolutie op te lossen, of ze nu de organisatoren van de nieuwe productie zullen zijn of dat ze deze rol zullen laten aan de arbeiderssovjets of fabriekscomités &endash; vinden wij dat anarchisten moeten deelnemen aan het revolutionair syndicalisme als één van de vormen van de revolutionaire arbeidersbeweging.

Desondanks is de vraag die zich vandaag stelt niet zozeer of anarchisten al dan niet meten deelnemen aan het revolutionair syndicalisme, maar veeleer hoe en met wat doel ze moeten deelnemen.

We beschouwen de periode tot op vandaag, toen anarchisten in de syndicalistische beweging stapten als individualisten en propagandisten, als een periode van artisanale verhoudingen tegenover de professionele arbeidersbeweging.

Het anarcho-syndicalisme dat op een krachtige manier probeert de libertaire ideeën te introduceren binnen de linkerzijde van het revolutionair syndicalisme als een middel om vakbonden te creëren van het anarchistische type, vertegenwoordigt een stap vooruit, maar vooralsnog gaat het niet verder dan de empirische methode omdat het anarcho-syndicalisme niet noodzakelijk de 'anarchisering' van de vakbeweging verweeft met die van de anarchisten die buiten de beweging georganiseerd zijn. Want het is enkel op die basis, met zo een verbinding, dat het revolutionair syndicalisme 'geanarchiseerd' kan worden en ervan weerhouden op te schuiven naar opportunisme en reformisme.

Door het syndicalisme te bekijken als alleen maar een professioneel lichaam zonder een coherente sociale en politieke theorie, en bijgevolg onmachtig om de sociale kwestie op haar zelf op te lossen, denken we dat de taak van de anarchisten in de rangen van die beweging erin bestaat de libertaire theorie te ontwikkelen en in een libertaire richting te wijzen, ze te transformeren in een actieve arm van de sociale revolutie. Het is noodzakelijk nooit te vergeten dat als het syndicalisme geen steun vindt in de anarchistische theorie op de geschikte tijden, het zich zal wenden, of we dat nu leuk vinden of niet, tot de ideologie van een politieke staatse partij.

De taken van de anarchisten binnen de revolutionaire arbeidersbeweging zouden enkel vervuld kunnen worden op voorwaarde dat hun werk nauw verweven was en verbonden met de activiteit van de anarchistische organisatie buiten de vakbond. Met andere woorden: we moeten de revolutionaire vakbonden binnenstappen als een georganiseerde kracht, verantwoordelijk voor het vervullen van werk in de vakbond voor de algemene anarchistische organisatie en georiënteerd door deze laatste.

Zonder ons te beperken tot de creatie van anarchistische bonden, moeten we proberen onze theoretische invloed aan te wenden op alle vakbonden, en in alle vormen (de IWW, de Russische vakbonden). We kunnen dit doel alleen bereiken door te werken in strikt georganiseerde anarchistische collectieven; maar nooit in kleine empirische groepen die onderling geen organisatorische band hebben noch theoretische overeenkomst.

Groepen anarchisten in bedrijven, fabrieken, werkplaatsen, bezorgd met het creëren van anarchistische bonden, de strijd voor de dominantie van libertaire ideeën binnen het syndicalisme leidend binnen de revolutionaire bonden, groepen die in hun actie georganiseerd zijn door een algemene anarchistische organisatie: dit zijn de wegen en middelen van de anarchistische opvattingen tegenover het syndicalisme.


On to Opbouwende sectie

Back to Index


Source: Workers Solidarity Movement

Return to The Nestor Makhno Archive

Other pages connected to this site:

Anarchist Groups & Organizations

An Anarchist Reader

L@ Pagin@ di nestor mcnab